Indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst bestaat er recht op loon tijdens ziekte. Gedurende de eerste twee jaar (104 weken) geldt er een loondoorbetalingsverplichting. Als de arbeidsovereenkomst korter dan twee jaar duurt, dan bestaat de loondoorbetalingsverplichting voor de resterende duur van het dienstverband. Aan het einde van het dienstverband meldt de werkgever de werknemer ziek uit dienst.

De werkgever dient ten tijde van arbeidsongeschiktheid het loon aan de werknemer te voldoen. Wettelijk gezien is dit het eerste jaar 70%, maar minimaal het minimumloon, en het tweede jaar 70% (zonder de aanvulling tot het minimumloon) van het overeengekomen loon. Bij hoge lonen kan de werkgever het loon tijdens ziekte maximaliseren tot het maximum dagloon. Bij CAO of in de individuele arbeidsovereenkomst kunnen afspraken worden gemaakt ten voordele van de werknemer. Veelvoorkomend is dat het eerste jaar 100% en het tweede jaar 70% wordt voldaan.  

Werkt de werknemer op basis van een oproepovereenkomst, dan bestaat in beginsel ook gewoon een loondoorbetalingsverplichting. In dit geval zal het loon van de werknemers waarschijnlijk maandelijks verschillen. Heeft de werknemer een min/max-contract dan dient het overeengekomen percentage over het minimum aantal uren te worden voldaan. Heeft de werknemer een nul-urenovereenkomst, dan wordt er een referteperiode van drie maanden aangehouden om te bezien wat de omvang van de arbeidsovereenkomst is (het rechtsvermoeden). Is dit geen representatieve periode, dan kan er een langere periode worden aangehouden. Overigens, ook als de werknemer standaard meer werkt dan het overeengekomen aantal uren kan gebruik worden gemaakt van dit rechtsvermoeden.